JONGEREN OP DE VLUCHT
Ceelke Van Nuffelen is auteur van het kinderboek ‘De klas van Meester Hugo’. In dit boek roept ze op om meer naar elkaar te luisteren. Het boek vertelt over een klas waar iedereen wordt uitgenodigd op een verhalentroon om een verhaal te vertellen dat ze gehoord hebben van hun ouders, grootouders, tantes of nonkels. De verhalentroon brengt verhalen van over heel de wereld. Elk kind uit de klas krijgt de kans om te vertellen en wij krijgen de kans om te luisteren.
Soms zeg ik: ‘Ik heb geen job als de wereld niet brandt’. Deze gedachte is nogal cru, maar het is spijtig genoeg wel waar. In 2021 startte ik mijn verhaal als leerkracht Nederlands in het OKAN-onderwijs of hoe ze het op officiële papieren benoemen: het onthaalonderwijs voor anderstalige nieuwkomers. Nieuwkomers van 12 tot 18 jaar zijn in België verplicht om maximaal een jaar na hun aankomst Nederlands te leren binnen dit onthaalonderwijs. Daarbij moeten ze ook aan de volgende voorwaarden voldoen: Nederlands mag niet hun thuistaal zijn, ze spreken of begrijpen onvoldoende Nederlands en ze zijn maximaal 9 maanden ingeschreven in een onderwijsinstelling met het Nederlands als onderwijstaal. Er kunnen uitzonderingen gemaakt worden. Aangezien de instroom zo groot is, worden de uitzonderingen meer toegepast dan de voorwaarden. Wat een geluk, waar komen deze jongeren anders terecht?
Voor ik je meeneem in mijn verhaal als leerkracht in het OKAN-onderwijs, wil ik even samen met je nadenken over de uitspraak waar ik deze blog mee startte. Als ik naar de cijfers kijk, die je gemakkelijk kan terugvinden op de website van de Vlaamse overheid, lees ik dat het aantal nieuwkomers in Vlaanderen van 2018 tot 2023 bijna verdubbeld is. In juli 2018 spreken we over 4353 anderstalige nieuwkomers en de laatste telling in maart 2023 concludeerde dat er dat schooljaar 8454 anderstalige nieuwkomers zijn ingeschreven.
Wie zijn deze anderstalige nieuwkomers? Dit zijn jongeren op de vlucht, expats of jongeren die door een gezinshereniging naar ons land komen. Op onze school zie ik sinds ik ben begonnen een toename van jongeren die op de vlucht zijn. In mijn eerste jaar waren dit voornamelijk niet-begeleide jongeren uit Afghanistan die verblijven in een asielcentrum. Nu, door de oorlog tussen Oekraïne en Rusland, zijn er meer begeleide jonge vluchtelingen. Vaak zijn ze hier met de moeder, terwijl de vader nog aan het vechten is in hun thuisland. Die verhalen hoor ik dagelijks. De gruwelen uit het thuisland en daarna die vlucht, waar trauma na trauma wordt opgedaan.


Doorheen het jaar, naarmate ze me meer en meer begonnen te vertrouwen, kwamen er verschillende verhalen naar boven. Ik heb maandenlang aan die vertrouwensband gewerkt. Pas na de paasvakantie leken ze me te accepteren. Ik vraag nooit naar de vlucht of waarom ze naar België zijn gekomen. Omdat ik het verdriet en de pijn al genoeg in hun ogen zie en ik wil hen het niet terug laten beleven. Ze komen het vaak vertellen. Een school of eerder de structuur die een school oplegt is zeker goed voor hen, maar het is vaak ook triggerend. Een wandeling in het park of om stilte vragen, kan al te veel zijn. Welke druppel de emmer dan juist doet overlopen, verschilt van dag tot dag en van persoon tot persoon.
Het was een pittig jaar, waar ik enorm veel uit geleerd heb, maar mijn hart ook op verschillende plaatsen gebroken is. Ik had het erg moeilijk met het onrecht waar deze jongeren mee te maken krijgen. Als de jongeren in België toekomen, moeten ze enkele onderzoeken ondergaan en worden ze in een asielcentrum geplaatst. Daar zouden ze zo snel als het kan een voogd toegewezen krijgen. Vanaf dat ze een voogd hebben, hebben ze recht op kinderbijslag en kan er een proces voor asielaanvraag in gang gezet worden. Helaas is er een tekort aan voogden, dus deze jongeren moeten vaak tot zeven maanden wachten en leven tot dan in armoede in het centrum, waar de levensomstandigheden vaak ook niet ideaal zijn.
De onzekerheid die gepaard gaat met een asielaanvraag is verschrikkelijk. De jongeren worden wanhopig. Ze krijgen regelmatig paniekaanvallen, omdat de gedachte om terug te gaan niet te houden is. Ze kunnen zich niet concentreren in de klas en zetten de boel op stelten. Ze automutileren door met hun hoofd of hun handen tegen de muren te slaan, sigarettenpeuken uit te doven op hun huid of zichzelf te snijden. Als leerkracht draai je mee in deze negatieve spiraal. Je kan hier afstand van nemen, maar dat kan ik niet. Ik probeerde altijd naar hen te luisteren, hen veiligheid te bieden en deed er alles aan om hen aan het lachen te brengen. Tijdens mijn eerste jaar heb ik geleerd dat ik helaas niet méér kan doen…
… maar ik kan het niet laten. Ik schrijf brieven naar de rechtbank, ik help bij het zoeken naar een goede advocaat, ik informeer me over het migratierecht in België om ze toch maar enig advies te kunnen geven, ik probeer hen een groter Belgisch netwerk aan te bieden om toch maar die kans op een positief advies te vergroten. Ik wil gewoon dat ze gezien en gehoord worden, dat ze een toekomstperspectief krijgen en ze zich veilig voelen.


Zolang de wereld brandt, zullen deze verhalen verteld blijven worden. Hopelijk worden ze gehoord. Hopelijk wordt er geluisterd. Want zolang de wereld brandt, zullen onschuldige kinderen op de vlucht zijn. En tot die tijd, ben ik zeker van mijn job.
Mijn eerste jaar als leerkracht vergeet ik nooit. Ik was zonder enige ervaring in het onthaalonderwijs gestapt en de enige leerkrachten die ik kende, waren strenge collegenaars. Het was een hele zoektocht. Ik stond voor een klas van twaalf leerlingen. Eén jongen uit Somalië, twee jongeren uit Eritrea en negen Afghanen. Een jongensklas op twee meisjes na. Daarbij ook een klas vol niet-begeleide jongeren. Behalve de meisjes, zij waren hier met een broer en familie. Dat was OKAN ‘Groen’, elke klas kreeg een kleur. Mijn hart vult zich weer met warmte als ik aan hen terugdenk.
Eén van de eerste dagen vroeg een leerling of ik in de zomer op vakantie was geweest. Ik vertelde enthousiast over mijn reis naar het geboortedorp van een vriendin in Bosnië. Ik lachte en vertelde en zij keken me koel aan. De sfeer was geladen. Een leerling onderbrak me en zei: ‘Ha Bosnië, mijn ribben doen er nog pijn van.’ Enkele andere leerlingen knikten instemmend. Ze lazen de verwarring op mijn gezicht en legden uit dat Bosnië een van de zwaarste doortochtlanden was op hun vluchtroute. Als je daar gepakt werd door de politie, werd je kort en klein geslagen. De leerling die me onderbrak, vertelde me dat de politie daar met een stok zijn ribben kapot sloeg. Hij was op dat moment zestien jaar.

Twee derde van OKAN Groen ben ik kwijt. Dat deel heeft een negatief advies gekregen en is gevraagd om het land te verlaten. Maar waar moeten ze heen? Mijn leerlingen dwalen rond in de steden, overleven en zoeken naar zekerheid. Ze zijn zestien of achttien jaar oud en ze zijn bang. In juni is een leerling van me, na zo’n negatief advies, het land ontvlucht. Ik weet niet of hij het overleefd heeft.
Je zou denken dat het andere deel, met een postitief advies, meer succes heeft, maar dat is niet altijd zo. Vaak worden ze dan op zestien jaar gevraagd om het centrum te verlaten en ‘begeleid’ alleen te wonen. Begeleid is relatief, want er is een personeelstekort. Dus veel tijd om te begeleiden is er niet, waardoor de jongeren én naar school moeten én zo veel mogelijk moeten werken om de huur te kunnen betalen.
Ik sta nu in mijn derde jaar als leerkracht en ik merk dat er in drie jaar tijd weinig veranderd is aan het systeem, terwijl het aantal wel verdubbeld is. Ik vraag me af hoeveel oorlogen, genocides of staatsgrepen er nog moeten volgen voor er verandering zal komen.

Dank je wel Ceelke om dit met ons te delen!
Het boek ‘De klas van Meester Hugo’ is zeker de moeite om te lezen! Meer lezen over mensen op de vlucht of migratie, dan kunnen we deze ook aanraden: